
Vorige week stond er weer een bericht in de krant over een jong meisje dat voor de ogen van haar klasgenoten onder een trein was gesprongen. Vanwege pesten, zag ze geen andere uitweg meer. Deze actie laat niet alleen diepe wonden na bij de ouders, eventuele broers en zussen, familieleden, vrienden en vriendinnen, maar ook bij haar docenten, klasgenoten en zeker ook bij diegenen die haar gepest hebben Littekens van pesten gaan nooit meer weg. Ze blijven altijd zichtbaar. Sommigen moeten jaren in therapie om van het trauma af te komen. Sommigen komen er nooit overheen en anderen zien geen andere uitweg om er van verlost te zijn, dan wat dit meisje deed. Pesten is een feit, we kunnen er niet omheen. Elke dag weer worden er kinderen, mensen, docenten, volwassenen gepest. In de klas, op het werk, onderweg, tijdens het sporten. Pesten is een twinkeldief. Het ontneemt je je zelfvertrouwen, je innerlijke twinkel, je passie. Niemand zou die macht mogen hebben om iemand zo te kwetsen en te pijnigen dat deze zijn zelfvertrouwen langzaam maar zeker verliest. Pesten is er in heel veel gedaanten, in schelden, doodzwijgen, duwen, spullen verstoppen of kapot maken. Pesten zit hem in regelmatig iemand het gevoel te geven dat hij of zij er niet mag zijn, er niet toe doet. Iedereen mag er zijn, elk mens is uniek en verdient het om gewaardeerd te worden om wie hij of zij is. Dat dat misschien niet is zoals jij of ik zijn, mag niet uitmaken.